Het Sint Thomasluiden is het ritmisch luiden van de klokken in de klokkenstoel. Veel Friese kerken hebben zo’n stoel nabij de kerk of op het kerkhof. Naar wordt aangenomen heeft dit weer te maken met de ondergrond waarop moest worden gebouwd. Een toren was vaak te zwaar voor de zachte veengrond, zodat werd gezocht naar een minder zwaar alternatief dat bovendien veel goedkoper was. Mede vanwege dit alles werden de stoelen gebouwd met één, twee of drie klokken. In de klokkenstoelen van Katlijk en Oudehorne hangen twee klokken, een grote en een kleinere. Het gaat er bij het luiden om de klokken in een goed samenspel, op maat ritmisch te laten klinken. Meestal wordt dit zware karwei in tweetallen gedaan.
Tijdens de periode van het Sint Thomasluiden wordt er zowel in Katlijk als in Oudehorne een bijzonder evenement georganiseerd.
Basisbeginselen en Techniek van het Klokkenluiden
Het klokluiden moet gedaan worden met de zgn. vierkante slag erin. De grote klok (450 kg) wordt in de wedstrijd door een commissielid of bijluider op een basishoogte gebracht. De kleine klok (250 kg) is de stuurklok en wordt door een wedstrijddeelnemer tussen de klanken van de grote klok gestuurd.
Klinkt het luiden niet als een harmonieus geheel dan ligt dat altijd aan degene die aan de kleine (stuur)klok staat, want die moet hem precies tussen de klappen van de grote klok sturen. Met het bijluiden wordt er rekening gehouden dat als iemand fysiek de kleine klok er niet bij kan krijgen, de grote op iets lagere hoogte doorluidt opdat ook deze klokluider de stuurklok erbij moet krijgen en het toch minimaal een minuut of 5 kan volhouden.
Het belangrijkste van het luiden met de kleine klok is dat je stevig en op de goede afstand van de klokkenstoel staat en dan de klok in beweging brengt. Zorg dat je het touw dat aan de klokarm zit dusdanig laat vieren dat je niet tegen het gewicht van de klok werkt, maar juist het gewicht gebruikt om de klok op hoogte te houden.
Wij noemen dat: op het dode moment (boven in de kap) aantrekken, daarna even ontspannen tot hij weer op het dode punt komt en weer aantrekken enzovoorts. Het starten in een wedstrijd – en eigenlijk geldt dit voor een ieder die met z’n beiden begint – de grote klok start en de stuurklok trek je er een kwartslag achteraan. Zit je er te dicht achter dan moet je meer kracht uitoefenen op het touw, zodat hij er gemakkelijk bijloopt.
Loopt de kleine klok er te ver achter dan kun je hem 1 keer iets inhouden en gelijk weer doorgaan in hetzelfde ritme, want anders dendert de grote klok er overheen. Dit voorgaande klinkt wat tegenstrijdig, maar omdat de stuurklok veel kleiner is loopt hij er als het ware iets overheen: hij moet hoger dan de grote klok bewegen.
De vierkante slag die eerder is genoemd en waar het allemaal om draait: als tussen de slagen van de grote klok 2 seconden zit, dan moet na 1 seconde de slag van de kleine vallen.
Het klinkt heel simpel en een goed luider lijkt het ook heel gemakkelijk af te gaan omdat hij de klok het werk laat doen, en fysiek minimale inspanning levert. Dit alles is een kwestie van goed luisteren naar de klokken en zien/horen waar bijgestuurd moet worden.
Vanaf 27 t/m 29 december wordt s’ avonds vanaf 20.00 uur een gratis cursus (ca. 1,5 uur) gegeven en kan een ieder de eerste beginselen worden bijgebracht.
Cursusleider : D. de Boer
Meer klokken vindt u hier >.